Samenvatting

De spirituele kant van Samuel Richardson:
Mystiek, Boehmisme en chiliasme in een
achttiende-eeuwse Engelse schrijver


Deze dissertatie bestudeert de spirituele kant van Samuel Richardson, een actieve en succesvolle boekdrukker in Londen en tevens de auteur van drie romans, Pamela, Clarissa en Sir Charles Grandison, die een belangrijke invloed uitoefenden op de Europese literatuur. Pamela is niet relevant voor mijn verhandeling van de "spirituele" Richardson, terwijl Clarissa en Sir Charles Grandison wel van groot belang zijn. Het laatste werk beschouwde Richardson zelf als zijn magnum opus.
............Om mijn doel te bereiken heb ik een onderzoek gedaan naar de Engelse religieuze en filosofische gedachtenwereld gedurende de eerste helft van de achttiende eeuw, waarbij ik mij allereerst richtte op Richardson en de boeken die hij drukte. Maar ook zijn vrienden spelen een belangrijke rol in mijn onderzoek. Deze zocht hij niet onder de belangrijkste literaire schrijvers van zijn tijd, aangezien hij vond dat zij hun talent verkeerd gebruikten. Ik heb mij in het bijzonder geconcentreerd op Richardsons relatie met de Newtoniaanse arts en Boehmist George Cheyne en de theoloog en spirituele schrijver William Law. Met beide mannen onderhield Richardson een warme en langdurige vriendschap en tevens drukte hij hun boeken. Daarnaast heb ik Richardson benaderd vanuit een internationaal perspectief, niet alleen om een beter beeld te verkrijgen van Richardsons doelstellingen, maar ook om een dieper inzicht te geven van de relaties tussen Engeland, Schotland, Nederland, Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Italië aan het eind van de zeventiende en in de eerste helft van de achttiende eeuw, met name op het terrein van het mystiek-spiritualisme. Eveneens wordt Richardsons belangstelling voor Amerika en het Oosten belicht.
............Uit deze studie blijkt dat Cheyne een belangrijke schakelfiguur was tussen bepaalde zeventiende-eeuwse mystiek-spiritualistische gedachten zoals die werden verkondigd door Jakob Boehme, de Quakers, Madame Guyon, Antoinette Bourignon, aartsbisschop Fénelon, Pierre Poiret, en die welke we terugvinden in de werken van Law, vooral na 1735, evenals in Richardsons laatste twee romans. Bijzonder actief op het mystiek-spiritualistische gebied was de zeer vakkundige en geleerde Zwitserse uitgever Henry Wetstein die zich sinds 1676 in Amsterdam had gevestigd als boekhandelaar. In Cheyne's bibliotheek treffen we diverse boeken aan die Wetstein heeft uitgegeven.
............Cheyne's eigen werken tonen duidelijk dat sommige doelstellingen van de Verlichting vermengd waren met de laat zeventiende- en achttiende-eeuwse tegenbeweging van het mystieke of radicale piëtisme. Deze mystieke vroomheidsbeweging benadrukte het werk van de Heilige Geest in het hart van mensen. Ik laat in deze dissertatie zien dat het uiteindelijke doel van Richardson was om een boodschap van liefde en universele harmonie over te brengen, afgeleid van het gedachtengoed van Cheyne en Law, maar ook, direct en indirect, van het theosofische systeem van Boehme, de "philosophus Teutonicus" die de bovengenoemde piëtistische beweging diep heeft beïnvloed.
............Een studie van Richardsons boeken stelt ons in staat om de organische ontwikkeling van Richardsons spiritualiteit te volgen door de drie romans, Pamela, Clarissa en Sir Charles Grandison, anagogisch te interpreteren. We zien dan dat ze drie stadia, of tijdperken, vertegenwoordigen: het eerste tijdperk van de Vader (het Oude Testament of de wet), het tweede tijdperk van de Zoon (het Nieuwe Testament of genade en vergevensgezindheid) en het derde tijdperk van de Heilige Geest (vrijheid en tolerantie). Dit laatste tijdperk zou de mensen voorbereiden op het einde van de wereld, de tweede komst van Christus en het millennium, het duizendjarige rijk dat zich buiten de wereldgeschiedenis ontvouwt. Deze verdeling van de wereldgeschiedenis in drie tijdperken gevolgd door het millennium was ontwikkeld door de twaalfde-eeuwse mysticus Joachim van Fiore, wiens ideeën mogelijkerwijs invloed hebben uitgeoefend op Boehmes concept van het derde tijdperk van de Heilige Geest. Ten aanzien van het duizendjarige rijk moet worden opgemerkt dat er bij Richardson een grotere nadruk ligt op het "inwendige" rijk van Christus dan op het "uitwendige" rijk dat volgens de chiliasten in de toekomst zal worden gevestigd. Hierin volgt Richardson Boehme.
............De bovenstaande benadering van Richardsons romans maakt het mogelijk om in zijn eerste roman Pamela de strenge moralist te herkennen, of het tijdperk van de Vader. In Clarissa beschrijft Richardson de botsing tussen autoriteit (de uiterlijke autoriteit: de macht of het recht om individuen of groepen te dwingen om voorschriften of geboden en aanbevelingen te volgen) en geweten (inwendige autoriteit: kennis van goed en kwaad, in het Nieuwe Testament geassocieerd met geloof en de Heilige Geest). Richardson geeft uitdrukking aan het dilemma dat het dienen van twee meesters, autoriteit en geweten of de wereld en God, met zich mee brengt via een proces van lijden waarbij Clarissa uiteindelijk verlichting bereikt (zonder kruis geen kroon), een proces dat herinnert aan het tijdperk van de Zoon.
............Belangrijk in Clarissa is Richardsons behandeling van goed en kwaad, vertegenwoordigd door respectievelijk Clarissa (licht en liefde) en Lovelace (duisternis en liefdeloosheid). Zij vertegenwoordigen de hemel en de hel. Ook hierin volgt Richardson de dualistische Boehme, die geloofde dat de hemel en de hel zich in de mens bevinden. De vrije wil stelt de mens in staat een keuze tussen beide te maken. Deze keuze is van belang voor het hier en nu, maar strekt zich ook uit tot in de eeuwigheid. Het is duidelijk dat Boehme en zijn volgelingen veel waarde hechtten aan zelfkennis die de mens in staat zou stellen een dergelijke keuze te maken. In Clarissa herkennen we ook de invloed van de Theologia Germanica, een veertiende-eeuws werk dat de geboorte van God in de ziel beschrijft alsook de eenwording van de menselijke ziel met die van God. Impliciet bevat Clarissa Richardsons kritiek niet alleen op geloofs- en gewetensdwang, maar ook op excommunicatie en vervloeking.
............In Sir Charles Grandison treffen we tenslotte Richardsons visioen van liefde en harmonie aan, het tijdperk van de Heilige Geest, dat het resultaat is van de verlichting die werd bereikt in Clarissa. Richardson schetst in Sir Charles Grandison een oecumenisch visioen dat de Quaker William Penn ertoe bracht in de zeventiende eeuw Pennsylvanië te stichten en dat in de achttiende eeuw aanleiding was voor Zinzendorf om de vluchtelingen uit Moravië op te vangen op de nieuwe nederzetting bij Berthelsdorf, beter bekend als Herrnhut, "onder de hoede van de Heer" of "op de hoede zijn in opdracht van de Heer". Zij waren allen geïnspireerd door het "inwendige Licht" en benadrukten het hart en gevoel in plaats van het kille verstand. Hun doel was het realiseren van een filadelfische droom van "broederlijke genegenheid" tussen mannen en vrouwen, onafhankelijkheid, geloofs- en gewetensvrijheid, tolerantie en vrede.
............Richardson was bijzonder geïnteresseerd in het oecumenische doel van de Herrnhutters of Broedergemeente en we zien overeenkomsten tussen Zinzendorf en Sir Charles Grandison. Sir Charles, de Heilige Geest, en Harriet, zijn bruid, brengen de ware christenen (in tegenstelling tot de "naam-christenen" die een levenloos, formeel geloof aanhangen zonder praktische vroomheid) samen en verlenen onderdak aan hen op Grandison Hall, een veilige haven die bescherming biedt tijdens de rampspoed vlak voor het naderende einde van de wereld: de ware christenen worden in het laatste boek van het Nieuwe Testament symbolisch voorgesteld door de "honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde" (Openbaring 14:3). Deze vorm van chiliasme (deelname aan het innerlijke rijk van God) die we bij Richardson aantreffen dient te worden gezien als middel van kritiek op de bestaande kerkelijke en wereldlijke situatie. Als de Heilige Geest zijn doel heeft bereikt, keert Christus terug (de parousie). Dan vindt het laatste oordeel plaats, gevolgd door het einde van de wereld. Eerst daarna zal het millennium (het uitwendige rijk van God) beginnen, na de geschiedenis van de wereld.
............In navolging van Boehme, Cheyne en Law, behandelt Richardson in Clarissa en Sir Charles Grandison de wedergeboorte en de nieuwe mens. Volgens Boehme is de kracht van deze wedergeboorte de kracht van God via het leven en de dood van Christus, de tweede Adam, die op aarde kwam om de mens te redden, om de mens opnieuw te "tincteren" (een symbool dat Boehme had overgenomen van de alchemisten) met de verdwenen goddelijke natuur. Het doel van de alchemisten was om de steen der wijzen te produceren, een perfecte en zuivere, edele "tinctuur", die alle lagere metalen zou reinigen en doen veranderen in goud. De jacht op de steen der wijzen was het symbool voor de zoektocht van de mens naar perfectie, gebruikt door de "hermetische filosofen" of "spirituele alchemisten" die de steen, de lapis philosophorum, identificeerden met de "inwendige Christus", de Zoon of Zon van de rechtvaardigheid. De geest van Christus (ahistorisch en pansofisch) was de edele "tinctuur" die een imperfecte wereld zou herstellen in haar oorspronkelijke staat.
............Het is belangrijk in te zien dat Richardson de anarchistische ideeën afwees van bepaalde zeventiende-eeuwse chiliasten, die de gevestigde maatschappelijke orde omver wilden werpen. Hij gaf er de voorkeur aan de politieke en sociale orde te verbeteren via een pleidooi in Clarissa voor tolerantie en onpartijdigheid, dat nog sterker en nadrukkelijker is uitgewerkt in Sir Charles Grandison. Hij had sterke kritiek op vooroordelen en op de ongenuanceerde acceptatie van tradities, evenals een intense afkeer van oorlog en schisma. Hij bleef lid van de Anglicaanse kerk, omdat hij op zich niet tegen de institutionele kerk was, maar via Clarissa en Sir Charles Grandison worden we ons toch bewust van Richardsons belangstelling voor de mystiek en zijn voorkeur voor een universele, inwendig doorleefde religie (Gods aanwezigheid in de mens), waarbij hij aangeeft dat godsdienst een persoonlijke zaak is.
............Richardsons bovenconfessionele aard wordt beknopt omschreven in een gedicht van John Byrom, dat werd gevonden tussen Richardsons manuscripten. Het geeft uitdrukking aan Richardsons interesse in het concept van universele liefde en zijn afwijzing van de twisten tussen de verschillende christelijke sekten. Het gedicht, gebaseerd op een werk van Law en getiteld "A Catholic Christian's Dying Speech", beschrijft een katholieke (algemene, universele) christen die, hoewel lid van de Engelse staatskerk, bovenal "in hart en ziel een trouw lid is van de onverbroken eenheid". Deze "katholieke christen" richt zijn gebed tot de "God van alle kerken" die met "onbegrensde en onveranderlijke liefde de gehele mensheid omarmt". Dit is de boodschap die Richardson met name via Sir Charles Grandison wilde overbrengen op zijn lezerspubliek.